Wat moet u weten over anesthesie?

Lees onze brochure 'informatie over verdoving'

Wanneer zal u de anesthesist zien?

U wordt opgenomen op dezelfde dag van uw operatie:
Dan zal u de anesthesist in het operatiekwartier ontmoeten. Hij/zij zal zich daar aan u voorstellen. Indien u vragen of opmerkingen heeft, aarzel dan niet ze te stellen.

U wordt al opgenomen vóór de dag van uw operatie:
Dan krijgt u de avond vóór de ingreep bezoek van de anesthesist. Tijdens dit bezoek zal hij/zij u vragen stellen over uw gezondheidstoestand.

  • Het is van groot belang dat de anesthesist op de hoogte is van de medicatie die u gebruikt.
  • Informeer hem/haar zeker ook over overgevoeligheden voor bepaalde producten (antibiotica, ontsmettingsstoffen, pijnstillers, latex …) en eventuele problemen bij vorige ingrepen. 

Het is mogelijk dat u een andere anesthesist in de operatiezaal ziet dan diegene die u de avond voordien ontmoette. De anesthesist die de narcose uitvoert, beschikt echter over al uw preoperatieve gegevens.
 

Wat moet de anesthesist zeker over u weten?

Het is van groot belang dat u de anesthesist op de hoogte brengt over

  • alle medicatie die u gebruikt
  • uw overgevoeligheid voor bepaalde producten (antibiotica, ontsmettingsstoffen, pijnstillers, latex …)
  • eventuele problemen bij vorige ingrepen
  • een bepaalde ziekte die u heeft.

Vertel hem/haar ook of u

  • valse of losse tanden heeft
  • contactlenzen draagt.

Soorten verdoving

U kan vóór de ingreep met de anesthesist praten over de mogelijke soorten verdoving en het verloop van de verdoving.
Hij/zij zal u ook de mogelijkheden voor pijnbestrijding na de operatie uitleggen.

de algemene verdoving

Deze verdoving maakt u bewusteloos en ongevoelig voor pijn. De anesthesist maakt hiervoor gebruik van producten die inwerken op de hersenen. Deze producten worden toegediend via een infuus en brengen u in een kunstmatige slaap die sterk verschilt van de natuurlijke slaap. 
Gedurende de operatie zal de anesthesist u voortdurend bewaken. De diepte van de slaap, ademhaling, hartslag, lichaamstemperatuur, bloedverlies enzovoort worden continu in de gaten gehouden en wanneer nodig bijgestuurd.

de sedatie

Bij deze vorm van verdoving wordt gebruik gemaakt van sterk kalmerende medicatie en (soms) sterke pijnstillers. De anesthesist hanteert hierbij dezelfde veiligheidsvoorwaarden als voor een algemene anesthesie. 
Deze techniek wordt vaak gebruikt bij onaangename of pijnlijke onderzoekstechnieken.

de regionale (plaatselijke) verdoving

Bij een regionale verdoving worden er lokale verdovingsmiddelen rond zenuwen ingespoten. Hierdoor zal dit deel van het lichaam, dat door die bepaalde zenuwen verzorgd wordt, ongevoelig zijn voor pijn. Vaak gaat dit ook gepaard met krachtverlies in dat lichaamsdeel.

Na een regionale verdoving herstelt de zenuwfunctie zich langzaam. Dit kan soms meerdere uren in beslag nemen. U moet altijd eerst advies vragen aan een verpleegkundige vooraleer het verdoofde lichaamsdeel terug te gebruiken.

Volgens de plaats waar het lokale verdovingsproduct wordt ingespoten, spreekt men van:

  • spinale verdoving:
    prik in de rug doorheen het vlies dat de epidurale ruimte van de spinale ruimte scheidt, waarbij het product wordt ingespoten in de ruimte waar het ruggenmergvocht zich bevindt.
  • epidurale verdoving:
    prik in de rug waarbij het vlies niet doorprikt wordt en het product wordt ingespoten in de ruimte hiervoor (= epidurale ruimte).

  • perifere zenuwblocks:

    • prik in de hals om de schouder te verdoven
    • prik in de oksel om onderarm en hand te verdoven
    • prik in de lies om bovenbeen en knie te verdoven
    • prik in de kniekuil om onderbeen en voet te verdoven.

  • intraveneuze regionale verdoving:
    techniek die kan gebruikt worden voor kortdurende ingrepen aan de hand en voorarm

    Hierbij wordt eerst een katheter in de te opereren arm geplaatst en een manchet rond de bovenarm aangelegd. De arm wordt bloed-leeg gemaakt met een windel, de manchet wordt opgeblazen en de anesthesist dient het lokaal verdovingsmiddel via het infuus toe. De druk die de manchet uitoefent op de bovenarm kan oncomfortabel zijn. Deze druk moet u een tiental minuten verdragen.

Ondanks het feit dat de regionale verdovingstechnieken met de nodige zorg en kennis worden toegepast, kan het toch gebeuren dat zij onvoldoende werken. In dit geval zal de anesthesist overgaan tot een bijkomende sedatie of een algemene verdoving.

Mogelijke / meest voorkomende nevenwerkingen na een operatie

pijn

Een goede pijnbestrijding na de operatie is van groot belang voor uw herstel.
Dit zorgt er immers voor dat u na de ingreep sneller het bed uit kunt en beter kunt meewerken aan uw revalidatie. Hierdoor zal het risico op verwikkelingen verminderen.

Daarom hecht ons ziekenhuis groot belang aan een optimale pijnstilling.
Uw pijn zal tijdens uw verblijf regelmatig geëvalueerd worden door middel van een pijnscore:
een score van 0 (=geen pijn) tot 10 (=hevigste pijn die u zich kan inbeelden).

misselijkheid en braken

Deze nevenwerkingen zijn het gevolg van de producten die gebruikt worden bij de verdoving maar kunnen ook veroorzaakt worden door de operatie zelf. Bij sommige ingrepen (bv. kijkoperaties in de buik) geven een hoger risico op misselijkheid dan bij andere ingrepen. De anesthesist beschikt over verschillende producten en technieken om misselijkheid te voorkomen en te behandelen.

tandschade

Bij een algemene anesthesie wordt na de verdoving een buisje in de keel geplaatst. Deze handeling kan bij sommige patiënten heel moeilijk zijn en kan uitzonderlijk gepaard gaan met schade aan de tanden.
Indien uw tanden los staan of zich in slechte staat bevinden, is het risico op tandschade groter. Daarom moet u dit steeds vóór de operatie aan de anesthesist melden.

keelpijn

Deze nevenwerking treedt soms op wanneer u een buisje in de luchtweg of in de maag hebt gekregen. Dit pijnlijke gevoel kan enkele uren tot dagen duren maar kan behandeld worden met pijnstillers en zuigtabletjes.

rillen

Rillen na de ingreep is het gevolg van warmteverlies tijdens de operatie maar kan ook veroorzaakt worden door bepaalde geneesmiddelen of stress. het kan behandeld worden met een warme luchtmatras en/of met medicatie.

verwardheid of geheugenverlies

Dit komt meer voor bij oudere patiënten na een operatie. Verwardheid of geheugenverlies is meestal tijdelijk, maar kan soms meerdere dagen tot weken duren.

moeilijk kunnen plassen

Na sommige operaties kunnen patiënten, vooral mannen, soms moeilijker plassen. Dit gaat spontaan over maar soms is een  tijdelijke blaassonde nodig. Bij grotere ingrepen kan het zijn dat een blaassonde preventief geplaatst wordt.

Verloop van de ingreep

Het operatiekwartier zal de verpleegkundige van de afdeling waar u verblijft bellen om te melden dat u naar het operatiekwartier mag gebracht worden. Hij/zij zal u dan komen verwittigen.
De volgorde van ingrepen is afhankelijk van verschillende, soms onvoorziene omstandigheden en kan daarom plots wijzigen. Indien u het wenst, kan u één uur voor de ingreep een kalmerend pilletje krijgen.

Wij vragen u bril, hoorapparaat, kunstgebit, contactlenzen, … op de kamer te laten of in bewaring te geven bij de hoofdverpleegkundige van uw afdeling.
Wanneer u zonder bril of hoorapparaat totaal niets kan zien of horen, mag u dit per uitzondering aanhouden (op voorwaarde dat u ons dit van te voren meldt). 

U krijgt een operatiehemdje en antitrombosekousen (bij grotere/langdurige ingrepen).
Wanneer het nodig is, zal men ook de operatiestreek haarvrij maken. 
Daarna wordt u in uw bed naar een aparte ruimte van het operatiekwartier gebracht. Hier komt een verpleegkundige van het operatiekwartier u ophalen.
U mag plaatsnemen op een operatietafel en u wordt zo naar de voorbereidingsruimte van de operatiezaal gebracht.

In de voorbereidingsruimte gebeurt het volgende:

  • de verpleegkundige plaatst een infuus en geeft u eventueel al antibiotica
  • hij/zij kleeft klevers op uw borstkas om uw hartritme te volgen
  • eventueel zal de anesthesist hier reeds starten met een regionale verdovingstechniek
    (epidurale, perifeer zenuwblock)
  • de verpleegkundige zal u ook meedelen hoelang u nog moet wachten voor u naar de operatiezaal gebracht wordt.

Het verdere verloop van de ingreep is afhankelijk van de soort verdoving en van de ingreep zelf.
Na de ingreep wordt u naar de ontwaakzaal of de dienst intensieve zorgen overgebracht.

De ontwaakzaal

Na de operatie wordt u naar de ontwaakzaal gebracht. Daar blijft u onder controle van een anesthesist en een team van gespecialiseerde verpleegkundigen tot de verdoving bijna helemaal uitgewerkt is. 
In de ontwaakzaal worden alle belangrijke lichaamsfuncties regelmatig gecontroleerd. Meestal krijgt u nog wat zuurstof via een neusbrilletje of masker.  
Denk vooral niet dat een lang verblijf op de ontwaakzaal betekent dat er complicaties zijn. Pas wanneer uw toestand stabiel is (bloeddruk, hartritme, ...) en wanneer u voldoende wakker bent en zich comfortabel voelt, wordt u naar uw kamer teruggebracht.